Karen Maitland - De uilendoders

Giles wist dat ze hem vroeg of laat zouden komen halen. Hij wist niet waar of wanneer, hij wist niet wat zijn straf zou zijn, maar dát hij gestraft zou worden, was zeker. Ze hadden in het holst van de nacht een dode uil voor zijn voordeur gelegd. Hij had niets gehoord; je hoorde ze nooit. Maar toen hij bij dageraad zijn huisje verliet om op het land van de hofstede te gaan werken, had hij het kadaver gevonden, doorweekt van de regen die die nacht was gevallen. Het was hun teken, hun waarschuwing.

Hij had de uil snel begraven voordat zijn moeder hem zou ontdekken. Hij wilde niet dat ze zou weten wat er dreigde. Ze was te oud en te zwak, had in haar leven al te veel tragiek meegemaakt; dit zou haar teveel worden. En sinds die dag had hij gewacht. Hij wachtte op de kap die over zijn hoofd zou worden getrokken als hij tegen een boom stond te plassen, wachtte op de staf die op zijn hoofd zou neerkomen als hij het pad afliep, wachtte de nacht af dat hij uit zijn bed zou worden gesleurd. Ze konden hem opwachten in het woud, in de taveerne of in de kerk. Ze konden vroeg in de ochtend komen, of ’s avonds, of midden op de dag. Hoe je ook op je hoede was, de Uilenmeesters zouden je vinden, waar of wanneer dan ook. Het enige dat je kon doen was wachten.

En ja, natuurlijk had hij erover gedacht om weg te lopen. Meer dan eens had hij op het punt gestaan te vluchten. Maar een lijfeigene mocht niet weg zonder toestemming van zijn heer, en zelfs al zou hij er op de een of andere wonderbaarlijke wijze in slagen om een stad te bereiken en zich daar een jaar lang kunnen verschuilen totdat hij een vrij man was, dan nog wist hij dat ze wraak zouden nemen op zijn moeder. En als zij het niet deden zou lord D’Acaster het wel doen.

En toch - het was ondertussen weken geleden dat de dode uil bij zijn deur was achtergelaten, en als de zon scheen kon hij zichzelf er soms van overtuigen dat de Uilenmeesters toch niet zouden komen. Hij wist dat het dwaas was geweest om met de meid naar bed te gaan nadat D’Acaster haar hand aan een ander had beloofd. Maar het meisje was inmiddels getrouwd, en sinds die tijd hadden ze elkaar niet meer gezien. Was hij zo dan niet genoeg gestraft? Hij probeerde zichzelf wijs te maken dat de Uilenmeesters tevreden zouden zijn gesteld, maar in de lange nachtelijke uren, als hij klaarwakker in het donker lag en verstijfde bij elk geluid, wist hij diep vanbinnen dat het niet genoeg zou zijn.